De vliegroute ca. 7700 km
De gereden route (via Vancouver Island) ca. 4350 km
Vakantie 1998 naar Canada (Club Canada )
1e dag (Zondag 26 April). Vertrek om 18:04 uur met de trein naar Schiphol, overstappen 18:43 in Sloterdijk (aank.Schiphol 18:54). Inchecken 19:00, hal 3. Vertrek 21:55 . Aankomst Vancouver ± 22:20. Bij Air Transat-balie telefoonnr. vragen voor reconfirm. Met busje naar hotel Quality Inn Airport, 725 SE Marine Drive, V5X 2T9 . Vragen om om 7:45 uur gewekt te worden.
Vragen bij camperbedrijf Fraserway wat te doen op laatste dag !!
We werden door onze zoon naar het station gebracht. En we dachten vroeg op Schiphol aangekomen te zijn (18:55 we wilden goede plaatsen vragen). Maar de beste plaatsen in het vliegtuig (een Lockheed 1011 500 voor 310 passagiers) waren al bezet. We kregen boven de vleugel een raamplaats en één ernaast. Naast ons kwam een meisje te zitten, die (naar later bleek) uit Groningen kwam en met een groepje op weg was naar Alaska. In het middengedeelte waren 4 plaatsen en naast de paden een rij van drie plaatsen. Dus 10 naast elkaar.
Om 21:30 gingen we het vliegtuig in en om 22:30 de lucht in. Het was bewolkt dus was er niet veel te zien. Boven het Kanaal zagen we een schip, waarna we ter hoogte van Aberdeen over Engeland vlogen. De filmapparatuur aan boord was stuk zodat we met de koptelefoons die we kregen alleen naar de radio konden luisteren. We kregen toch een warme maaltijd die bestond uit macaroni met champignons, een flesje wijn erbij en een stukje cake met koffie toe. Later kwamen ze nog een keer met frisdrank. In plaats dat het de hele tijd donker zou zijn, omdat we ongeveer net zo snel vlogen als de aarde draaide, werd het steeds lichter. Dat kwam waarschijnlijk omdat we steeds dichter naar de Noordpool vlogen en dus het poollicht zagen. Op een gegeven moment werden we door de piloot er op attent gemaakt dat er even geen wolken waren en we een deel van Groenland konden zien. Daarna maakten we de bocht richting Canada en werd het snel donker. Om ± 05:30 (Nederlandse tijd) zaten we weer in de nacht. Vlak boven Vancouver konden we de lichtjes goed zien en wat linten van lichtjes langs de berg-hellingen. Later hoorden we dat dat skihellingen waren. We landden om 07:50 (NL tijd) en hadden er dus 9 uur en 20 minuten over gevlogen. De aankomsthal van het vliegveld leek wel uitgestorven. De mensen uit ons vliegtuig en wat personeel waren de enigen. We waren snel door de douane en bij de Air Transat balie zeiden ze dat we de terugvlucht niet telefonisch hoefden te bevestigen. In de hal was een mooi kunstwerk te zien met een soort kunstmatige waterval. Al snel hadden we onze koffers en gingen naar de uitgang. Daar vroegen we waar de shuttle-bus van het hotel zou komen. Er bleek een plek te zijn waar alle shuttle-bussen van alle hotels stopten. Om de paar minuten kwam er weer een aanrijden en pikte wat mensen op. Een grote groep waar wij bij hoorden bleef wachten.
Uiteindelijk kwam er een busje aanrijden waar zo’n 10 mensen in konden. En er stonden wel 40 mensen te wachten! Ik vroeg hoe lang het zou duren voordat hij weer terug zou zijn. Het bleek zo’n 10 minuten rijden te zijn, dus over ± 25 minuten hadden we een kans om mee te kunnen. Dat vonden we wat lang, dus liepen we naar de taxi’s waarin we meteen konden wegrijden. De chauffeur vertelde de naam van Cruijff nog goed te kunnen herinneren. De rit kostte $ 12. Aankomst 08:30 (NL tijd dus we waren zo’n 25 uur op). Bij de balie konden we snel inchecken en hoorden we dat het versturen van een fax mogelijk was. Net als in Amerika kregen we een plastic kaartje waarmee we de lift konden oproepen en onze hotelkamer openen. Het was een mooie kamer met groot bed, douche/bad, toilet, TV, koffiezetapparaat, telefoon en tafel met stoelen. Na de fax geschreven en verstuurd te hebben ($ 4) fristen we ons wat op en gingen slapen.
2e dag (Maandag 27 April) Om 9:00 uur bellen naar verhuurbedrijf ( 7424 Hume Ave. Delta, B.C. V4G 1C5 en vragen om zo vroeg mogelijk opgehaald te worden. Ophalen auto en instructie 13:00-16:00 (vragen hoe laat weer ingeleverd moet worden op 15 Mei). Vertrek naar Horseshoe Bay. Onderweg Klok bekijken in Gastown. Dan Second Narrows Bridge over. Boeken en overtocht naar Nanaimo (± $40). Doorrijden naar Parksville, Port Alberni (4), Tofino.
Campground Crystal Cove Beach Resort (Mackenzie Beach) tel. (250)725-4213 of Camping Bella Pacific Campground (Pacific Rim Hwt) of Mackenzie Beach Resort (Pacific Rim Hwy 1101). (214 km)
We stonden om 7 uur plaatselijke tijd op. Het lampje op de telefoon knipperde, wat volgens de gebruiksaanwijzing die er naast lag betekende dat er een boodschap was. Maar dat bleek niet zo. Bij de balie hoorde ik dat de boodschap was dat de fax verstuurd was naar Waldo.
Na een continental breakfast (spek, ham, aardappel, worstje, gebakken eieren en toast) waarvoor we $ 14.22 = F 21.33 bij moesten bijbetalen, belde ik het verhuurbedrijf om te vragen hoe laat ze ons zouden komen ophalen. Daarna gingen we buiten wat rondkijken. We zaten aan de rand van een industriegebied dus was er weinig te zien. De mensen die we zagen waren bijna allemaal Indiërs. We kochten een fles frisdrank in een Indiase winkel en dronken wat op de hotelkamer. Dan pakten we onze koffers en gingen alvast in de lobby zitten wachten op het busje van het verhuurbedrijf dat ons zou ophalen. Er zat ook een Nederlands stel en een Nederlands gezin met een klein kind. Het bleek dat ook zij een camper bij hetzelfde bedrijf gehuurd hadden. Later kwamen er nog twee mannen bij uit Limburg. Om half 11 werden we opgehaald en reden naar het verhuurbedrijf dat nog een flink stuk verder bleek te liggen.
Daar werden de papieren in orde gemaakt en kregen Sonja en ik instructie over de auto en het campergedeelte. De auto bleek een gloednieuwe Dodge RAM 2500 te zijn (de duurste versie met 55 km op de teller) met een Cummings 24 valve turbodiesel motor van 190 pk! Kenteken 3-99798 uit Alberta: de Wild Rose Province.
De auto had een automatische versnellingsbak, zonodig 4 wiel-aandrijving, cruisecontrol, airco, twee zeer ruime erg gerieflijke zitplaatsen voorin met daar tussen een opbergruimte die uitgeklapt ook weer een zitplaats kon worden. Achterin nog ruimte voor drie mensen. De voordeuren klapten naar voren open en de achterdeuren naar achteren zodat je heel makkelijk achterin kon komen. De stoelen en de buitenspiegels waren in alle standen electrisch te verstellen en de ramen gingen electrisch open. De buitenspiegels waren ook electrisch te verwarmen. Er was een radio met cassetterecorder.
Het caravangedeelte was ook gloednieuw. Je moest een trapje, dat opgevouwen binnen lag, er buiten aanhangen en dan kwam je in de camper. Rechts was er een flinke tafel met twee banken waaronder bergruimte. Dan de douche/toiletruimte met wasbak en een een medicijnkastje met spiegel.
Links was er een aanrecht met dubbele gootsteen met daaronder kastruimte en opbergplaats voor pannen. Dan een gasfornuis met drie pitten en een wasemkap erboven met daaronder een oven. Daarnaast een flinke koelkast (175 liter) met daarboven een aparte diepvrieskast. Daarnaast weer kastruimte voor kleren en de koffers en laden er onder. Dan een entreetrapje naar de SLAAPRUIMTE ! Net zo breed als de camper en vierkant. Er lag een tweepersoonsmatras met aan beide zijden nog wel een halve meter ruimte.
Er was een tweepersoons-slaapzak met lakens en kussens. Aan beide zijden ramen met horregaas die open konden en een luikje in het dak. Boven de bedden waren twee lampjes.
Boven het aanrecht was een schakelaar voor de waterpomp en een schakelaar voor de monitor waarop te zien was hoeveel water er in de voorraadtank zat (vol is 136 liter) en hoe vol de afvaltanks waren en hoe vol de accu voor de camper was.
Aan de buitenkant van de camper zitten deurtjes voor de electrakabel, de waterslang, de ski’s (er lag nu alleen een veger met blik in), de twee gastanks (totaal 18 kg gas), de afvoerslang, de accu’s van de camper en toegang tot de electra en gaskachel. Toen alles gecontroleerd was (dachten we) reden we weg.
Bij het starten was te horen dat er een flinke motor in zat. We reden door het drukke Vancouver op zoek naar de stoomklok in de wijk Gastown.
Het was wat lastig te vinden, maar we parkeerden de auto in Chinatown en liepen het laatste stuk. De buurt waar we doorliepen staat niet goed bekend en in onze gids van Canada stond ook dat je er ‘s avonds niet moest komen. De klok staat op de hoek van een straat en uit de 4 schoorsteentjes erbovenop kwam stoom. We bleven wachten tot het kwart voor 3 was en dan gaf de klok een klein deuntje met de stoompijpen. Op het hele uur schijnt het wat langer te duren. We reden nu rechtstreeks naar de ferry die ons van Horseshoe Bay naar Nanaimo op Vancouver Island zou brengen.
De overtocht koste $ 49.25 voor de auto en 2x $ 8.50 voor ons. Totaal dus F 99.40. Duurder dan ik gedacht had. Maar dat kwam omdat de auto buitenproportionele maten had en we dus tussen de vrachtwagens en bussen stonden.
Na een kwartier wachten mochten we naar het onderdek. De gewone auto’s gingen naar het bovendek. Daarboven was nog een dek, grotendeels overdekt en daar weer boven nog een dek, grotendeels open. Om 5 uur voeren we weg met een flinke gang tussen de eilanden door. Achterom kijkend zagen we Vancouver met een grote bruine wolk erboven. Waarschijnlijk smog. Daarachter de bergen waarvan vele met besneeuwde toppen.
We wandelden wat over het schip. Buiten was het mooi weer maar het waaide te hard. Binnen aten we wat in het restaurant. 1½ uur later voeren we Nanaimo binnen en konden even later de wal oprijden. We reden naar Parksville over een 4-baansweg. Dan moesten we afslaan om het eiland dwars over te steken. Dat ging over een 2-baansweg die enorm bochtig was en veel steile hellingen had. De maximum snelheid was vaak 60 of in de bochten soms 30 km per uur. Dat vroeg veel meer tijd dan dat ik gepland had. Toen het donker begon te worden, merkten we dat de koplampen van de auto verkeerd afgesteld stonden. Ze schenen veel te veel recht vooruit in plaats van op de weg. Ik kon een groot stuk achter een ander aanrijden, maar op een gegeven moment reed ik alleen en moest dan met groot licht rijden om nog wat te kunnen zien. Als er een tegenligger kwam moest ik dimmen en zag dan even bijna niets meer. Daarom arriveerden we pas om 10 uur op de camping (Cedar Grove RV Park & Campground). Het kantoor was al dicht, maar toen ik aanbelde zei een meisje waar we konden staan als we licht en water nodig hadden. Na een eenvoudige maaltijd gingen we gauw naar bed.
3e dag (Dinsdag 28 April) ‘s Morgens vroeg vertrekken om, om half 10, bij Remote Passages Meares Landing (tel (250) 725-3330) kaarten te kopen (reeds besproken) voor het Whale Watching Plus programma. Dan naar eind Wharf St., rechts van Coast Guard station.
LOCATIONS
Our ticket office is on the right hand side of the main road, as you come into town, at 568 Campbell St. The main office and dock complex are located on the water at Meares Landing. Look for us at the bottom of Wharf St., to the right of the Coast Guard station and across from the Royal Canadian Legion.
WWP van ± 10 - 12.00 uur.
Dan vertrekken naar Victoria. Rijden naar Port Alberni, Parksville, Nanaimo, Victoria.
Vanaf Hwy 1, exit 11 of 10. Thetis Lake Campground (tel.(250)478-3845), 1938 W.Park Lane, Victoria ($ 15+) of Paradise Lake Campground, 2960 Irwin Rd tel. (250)478-6960 (of Island View Beach RV Camp, Homathko Rd. Saanichton tel. (250)652-0548 of Port Victoria RV Park, Island Hwy 340 tel (250)479-8112 . (274 km).
We stonden al om kwart over 6 op, wakker geworden door de kou. Maar de kachel had alles weer snel opgewarmd. Na het ontbijt liepen we langs de waterkant van een baai die direkt in verbinding staat met de Grote Oceaan. Op de deur van het kantoor van de camping stond dat we pas om 9 uur konden vertrekken ($ 25=F 37.50). Dat deden we, en een paar minuten later reden we Tofino binnen. Vanaf hier werden door verschillende bedrijven tochtjes naar de Grote Oceaan georganiseerd om walvissen te bekijken. Je kon hiervoor zelfs een watervliegtuig huren. We kochten onze reeds besproken tickets ($ 109 - F 163.50) en konden even later onze waterdichte overalls aantrekken. In het midden van de ruimte stond een smal zuiltje met wat flessen waar iets van walvissen in zat. Toen ik steun zocht bij het aantrekken van het pak viel het zuiltje om en vielen de flessen kapot. Het bleek dat het zuiltje los stond.
Even later konden we in de rubberboot stappen. Voorop gingen 4 Japanse meisjes zitten. Wij en nog een Japans stel zaten op de banken achter de plaats van de stuurman. Deze stond midden op de boot. We voeren met een flinke gang weg. De boot had twee zware buitenboordmotoren. Dezelfde boten worden gebruikt door de kustwacht. Toen we de Oceaan op voeren maakten we flinke klappen op de golven. Deze waren soms zo hoog dat, als we in een dal voeren, we er niet overheen konden kijken. Toen de gang er in werd gezet leken we soms te vliegen. De Japanse meisjes gilden van de pret. Een enkele keer nam de stuurman gas terug omdat anders de klap te groot zou worden. Ik hield me vast aan een touw dat aan de drijvers van de boot zat. We hadden plezier van de wollen mutsen die we kregen want het was koud op het water. Zo nu en dan voer de stuurman langzamer omdat hij dacht een walvis te zien. Ik zag op afstand een wolkje omhoog spuiten en de rug van een walvis, maar die was zo weer weg.
Toen we allemaal zo iets gezien hadden (het was volgens de stuurman een moeder met jong) voeren we met topsnelheid weer verder. Opeens stopten we weer en zagen weer een walvis. Daar bleven we een tijdje in de buurt. Zo nu en dan zagen we een wolkje in de lucht spuiten en de rug met een deel van de staart. Maar om ze te fotograferen of te filmen bleven ze net niet lang genoeg boven water. Uiteindelijk voeren we weer terug. Het meisje van het Japanse stel had intussen overgegeven en ook Sonja en ik voelden ons niet helemaal lekker. Dat kwam een beetje door de deining en vooral doordat, als we langzaam voeren of stil lagen, de rook van de motoren op ons afkwam. We voeren naar een klein eilandje en zagen zeeleeuwen in de zon liggen en een paar zeehondjes in het water.
Daarna voeren we in vliegende vaart terug naar de haven. Even stopten we nog bij een eilandje waar in een boom het nest zat van een Bald Eagle (zeearend). Volgens de schipper kunnen de nesten in de loop der jaren wel 100 kg worden door uitbreiding.
Dan legden we aan en namen afscheid. Boven bij de auto zagen we tot onze verrassing net het stel uit Bennekom aankomen dat bij ons in het vliegtuig en hotel en camperverhuurbedrijf zat. We nodigden ze uit voor de (Nederlandse) koffie in ons huis op wielen. We hoorden dan wat van hun eerste vakantie-ervaringen. Zij reden in de Vanconversion. Een luxe bestelauto omgebouwd tot camper. Onze combinatie was veel groter en ruimer.
Ze gingen naar dezelfde camping als waar wij stonden en gingen de volgende dag walvissen bekijken. Dan reden we dezelfde weg weer terug naar Nanaimo en verder naar Victoria, de hoofdstad van Brits Columbia. Bij afslag 11 reden we naar de camping.$ 36.38 = F 54.57 voor 2 nachten. Niet z’n mooie als de vorige maar we hadden toch alles in huis. Toen we gegeten hadden en wat gewandeld, zaten we te lezen en te schrijven aan tafel toen het licht steeds minder werd en uitviel. Ik ging op het kantoor vragen of ze er iets aan konden doen. De (Duitse) man kwam met me mee en rommelde wat in het zekeringenkastje. Volgens hem moest het nu goed zijn, maar alles bleef donker. Hij ging een apparaat halen om te testen. Ik vroeg aan Sonja of het nu weer goed was en ze zei dat ze het niet wist omdat ze alles had uitgedaan. Toen bleek dat alles weer goed werkte ging ik de man achterna om hem dit te zeggen. Daarna maakte ik nog even het verslag af en gingen we slapen.
4e dag (Woensdag 29 April)
Rondkijken in Victoria (met bus). Munro’s Books . Government St. 1108
Spinnakers Brewing, 308 Catherine Street Swan’s Pub, 506 Pandora St.
Vancouver Island Brewing, 2330 Government St. (± 20 km)
Na het ontbijt en een kwartier wandelen, reden we met de bus naar Victoria (2 x $ 1,75). We bekeken winkeltjes, 2 boekwinkels, muziekwinkel waar we een bandje kochten voor de cassetterecorder. In het postkantoor kochten we 30 postzegels voor de kaarten naar huis ($ 27 = F 40.50). We vroegen bij de VVV waar de Spinnaker Pub was en liepen de opgegeven route langs de haven, het Parlementsgebouw en rijen hotels. Het was warm en omdat we de Pub niet zagen bleven we maar doorlopen. Toen we uiteindelijk aan iemand vroegen waar we moesten zijn bleken we verkeerd gelopen te zijn. We moesten de hele weg terug, de brug over en weer zo’n stuk lopen. Daar zagen we wat tegenop en namen in het haventje de watertaxi. Een varende tobbe. Onderweg kregen we wat uitleg over wat er te zien was. Na 10 minuten legden we aan en moesten door een park naar de Pub lopen. Ik had om ± 4 uur afgesproken met Mark B. via e-mail. Hij was ook amateurbierbrouwer en ik had gevraagd of hij wat van zijn bier zou meenemen. Zelf had ik 2 flesjes van de brouwerij ‘t IJ uit Amsterdam meegenomen. Mijn eigen bier had ik niet durven meenemen omdat dat in beugelflesjes zat.
Omdat ik begrepen had dat hij er regelmatig kwam, vroeg ik aan het meisje dat ons eten bracht of zij hem kende. Dat was niet zo en ik wist niet hoe hij er uitzag en hij kende mij ook niet. Wat later zag ik iemand die wel de brouwer zou kunnen zijn en dat bleek ook het geval. Hij kende Mark B. goed en zei dat het één van de beste amateur-brouwers was. Hij zou me wel waarschuwen als Mark zou binnenkomen. Omdat het nog vroeg was gingen we wat wandelen en levensmiddelen kopen. Teruggekomen bestelden we een biertje en bleven wachten. Even na 4 uur zagen we een jonge man wat zoekend rondkijken. Hij kwam op me af en vroeg of ik Hans was. Even later zaten we gezellig over bier en brouwen te praten. Wat later bood hij aan om de brouwerij te bezichtigen. Onderweg kwamen we zijn vrouw tegen die alvast naar boven ging. Na de rondleiding bestelde Mark van alle bieren een klein glas om te proeven. Mark was wat afgeleid omdat op de TV een ijshockywedstrijd was begonnen, waar hij en kennelijk de meeste Canadezen verzot op zijn. Wat later zeiden we dat we weg wilden omdat we nog wat inkopen moesten doen en dan met de bus terug. De vrouw van Mark bood aan om ons met de auto terug te brengen en nog wat van Victoria te laten zien. We stopten bij een kasteeltje van Robert Dunsmuir die in 1889 overleed vlak voordat het kasteeltje was afgebouwd. Hij was de rijkste en invloedrijkste man van Brits Columbia, rijk geworden in de steenkool. Daarna reden we door de tuin van de Britse ambassade waar kennelijk net een receptie aan de gang was. Toen naar een supermarkt waar we nog wat levensmiddelen en een plant voor onze gastvrouw kochten. Mark had ondertussen 2 flessen bier voor mij gekocht. Toen terug naar de camping. Mark en zijn vrouw reden meteen naar huis omdat ze nog een fles zelfgebrouwen bier aan ons wilden geven. Om 9 uur kwamen ze aanrijden en we kregen 3 flesjes bier die hij net had afgevuld en verzadigd met koolzuur uit de cylinder die hij uit de brouwerij had meegenomen. En ik kreeg een mooie poster over hop. Na een glaasje frisdrank reden ze weer weg omdat zij de volgende dag weer moesten werken. Wij gingen om 10 uur naar bed.
5e dag (Vrijdag 1 Mei) ‘s Morgens vertrek naar Sidney en overtocht boeken naar Vancouver (Tsawwassen). Overtocht. Doorrijden naar Delta, Langley, Abbotsford (1), Chilliwack, Hope, (3) Boodschappen doen voor weekend. Naar Mannings Park. Informeren bij ingang waar campground 228 (near Allison Pass) ligt tel. (604)840-8836. Vragen naar algemene pas voor Parks (226 km).
We waren snel in Sidney waar al grote rijen op de ferry stonden te wachten. Na 15 minuten konden we het schip oprijden. De overtocht was iets goedkoper dan de vorige $ 44.75 voor de auto en 2x $ 8.50 voor ons. Dus F 92.62. 90 minuten later legden we aan bij Tsawwassen en reden vervolgens door Vancouver op weg naar Manning Park. Het lampje en het belletje ging om aan te geven dat we moesten tanken. Zo’n signaal kreeg je ook als je vergeten was de riemen om te doen of als je vergeten was bij het uitstappen de lichten uit te doen of de sleutels uit het slot te halen. We tankten 107 liter diesel. Vlak daarna stopten we bij een Chrysler/Dodge garage om te vragen naar de lichten te kijken. De monteur probeerde de koplampen te verstellen maar het bleek dat door het gewicht van de camper dit niet mogelijk was. Ik kreeg, toen ik er om vroeg, wel een brochure van de auto mee.
Daarna volgde een mooie brede weg. In Hope stopten we en deden wat inkopen. In een restaurant bestelden we hamburger en jus d’orange. Het meisje bracht eerst 1 glas. Toen bleek dat ze zich vergist had bracht ze nog een glas. Wat later kwam ze vragen wat we wilden eten. Dus maar weer hamburger gezegd en fish and chips. De hamburger en de fish (kabeljauw) gingen wel, de chips waren veel te donker en slap.
Vervolgens reden we over een smallere weg naar Manning Park. De weg liep er dwars doorheen dus entree hoefden we niet te betalen. Maar nadat we met moeite de receptie gevonden hadden moesten we wel $ 6 per nacht voor het kamperen betalen. Zonder stroom of water. In het grasveld bij de receptie zaten allemaal holen van grondeekhoorns die op stok-staartjes leken en ons verbaasd en vriendelijk aankeken.
De kampeerplaats bleek een gewone parkeerplaats waar de sneeuw was weggehaald. Er waren twee droge toiletten waar je, door de sneeuw heen, naar toe kon. Er stond in het bos één tentje. We maakten een korte verkenningstocht naar een vlakbij gelegen meertje. Op de sneeuw kon je bijna overal lopen. Eén keer zakte ik tot over de enkels weg. We zagen een eekhoorn dichtbij een denappel leegeten en een grijze vogel die later ook bij de camper kwam zitten. Aan de bomen hing wat wolligs en ik dacht meteen aan berenhaar, maar later bleek het overal te hangen en een soort mos te zijn. Omdat we geen electra hadden maakten we ons zorgen over de koelkast en de vriezer. Want die gingen op gas en we hadden het idee dat dat niet zo goed werkte. Dus schepte ik wat sneeuw in pannen en zette die in de koeling.
De kachel werd op 12 °C ingesteld en we gingen naar bed. Een enkele keer hoorden we de kachel aanslaan wat dus betekende dat het koud was. ‘s Morgens bleek dat de kachel niets meer deed en alles wat op electra werkte deed het niet meer. Zelfs koffiewater konden we niet meer tappen. Daarom liet ik de motor maar wat lopen en konden we gelukkig wel koffie maken.
Na het ontbijt reden we een half uur om de accu bij te laden, maar dat ging niet. Ik belde bij de receptie het verhuurbedrijf en legde alles uit. Ik kreeg het advies nog wat langer te rijden en de koelkast op gas over te zetten. Nadat we een flink stuk gereden hadden, besloten we niet terug te rijden hoewel we wel voor twee nachten betaald hadden. Ook omdat we in het visitors-centre gehoord hadden dat het mooiste uitzichtspunt door de sneeuw nog niet te bereiken was. Op advies van Mark B. namen we niet de voorgenomen route maar één die door een dal liep. In Princeton stopten we bij een supermarkt en maakten daarna soep met brood klaar. Vervolgens reden we door een gebied met veel boomgaarden (de Okanagan Valley), waarvan een deel in bloei stond en wijn-gaarden. We zochten voor een camping in Oliver (Lakeside Resort $ 17.12 = F 25.68) en vroegen de weg aan een bejaard stel.
Het bleken Nederlanders te zijn die hier al weer sinds 1951 woonden. Ze spraken nog goed Nederlands. Het bleek dat er in dit gebied veel Nederlanders woonden. De camping was een stukje gras op het terrein van een motel dat aan een meer lag. Omdat de accu tijdens de lange rit niet was opgeladen belde ik het verhuurbedrijf weer. Ze zeiden dat we het maar moesten laten repareren. Bij de receptie hoorden we dat "Bob’s RV Repair" de aangewezen plaats was.
We besloten de diepvriesmaaltijd die we gekocht hadden klaar te maken in de oven. Na 25 minuten was die klaar, maar het stonk wel in de caravan. Het bleek dat een van de plastic bakjes (hoewel ovenvast) gedeeltelijk verkoold was. Maar het eten was lekker, dus kochten we het nog wel vaker.
6e dag (Zaterdag 2 Mei) Vertrek naar (978) Armstrong, Sicamous, (1) Revelstoke. Vanaf Hwy 1 W. de 23 S. (Nakusp), 1 block L. (Nixon Rd.). Lamplighter Campground (Good Sam Park) tel. (250)837-3385 (148 km).
‘s Morgens na het ontbijt leegden we de afvaltanks. We vulden water bij en reden via een winkel/annex postkantoor waar we onze kaarten afgaven en nog wat nieuwe kochten, naar Bobs Repair. Dit bleek een rommelig zaakje en bovendien nog gesloten. Dus verder, richting Vernon. Ook daar bleek een bedrijf dat gespecialiseerd was in reparatie van caravans niet op Zaterdag te werken.
Onderweg zagen we een keer 3 herten, een keer 2 herten en op een rots 2 Bighorn schapen.
We stopten een keer bij een bier- en wijnwinkel waar we wat flessen bier en 2 flessen wijn van de streek kochten. De wijn is erg duur in Canada.
We gingen op zoek naar het internet café dat ik in mijn vakantiegids gevonden had. Uiteindelijk kwamen we op het goede adres maar de winkel was er niet meer. Bij de plaatselijke Kamer van Koophandel hoorden we (alweer van een oud Nederlander) dat er een ander adres was (Chinwags Coffee House, 3103 32 nd Ave. Toen we dat na veel moeite gevonden hadden, zei het meisje dat de computer wel erg oud en traag was. We kregen een nieuw adres waar ze moderne computers hadden (The Den, 2804 33 rd St. ). Helaas bleek dat gesloten. Hiermee verviel de noodzaak in Vernon te blijven en reden we door naar de volgende bestemming Revelstoke.
We reden een tijd langs een groot meer en langzamerhand ging de weg steeds verder omhoog.
In de buurt van Revelstoke konden we al weer bergen zien met besneeuwde toppen.
In Revelstoke misten we de goede afslag, omdat er wel campground stond maar niet met de goede naam. We reden een heel stuk een mooie weg omhoog. Op een gegeven moment stond er een bord langs de kant wat op bewoning duidde. We namen het grindpad, dat flink omlaag ging. We twijfelden even of een houten brug ons wel zou houden, maar gingen er toch overheen.
Wat later zagen we een huis. De vrouw die ons te woord stond bleek uit Zwitserland te komen. Het bleek dat we wel de eerste afslag vlak na het stadje hadden moeten nemen. Dus weer terug. Het grindpad was zo steil dat ik even dacht de 4-wiel aandrijving nodig te hebben. De camping bleek eenvoudig maar aardig. Ze was nu 2 jaar in bezit van een stel, ook alweer uit Zwitserland ($ 20.86 x2 = F 62.58).
Toen we op onze plaats stonden en de deur van de camper openden, zagen we dat de koelkast was open gegaan en dat er verschillende flessen over de grond lagen. Eén had het kastje ertegenover geraakt en een deuk in het kastje gemaakt. We drukten het hout zoveel mogelijk terug, maar het bleef zichtbaar.
Terwijl ik zat te schrijven kwam er een goederentrein langs rijden. Twee locomotieven voorop, dan 50 wagons, weer een locomotief en nog eens 64 wagons! Later bleek dat dit soort lange treinen heel gewoon waren. Het was wel wat lawaaiig daardoor op de camping. Na het eten liepen we richting stadje. Bij een supermarkt konden we nog tot 11 uur terecht. Het stadje bleek verder weg dan we dachten dus keerden we terug.
7e dag (Zondag 3 Mei) Bezoek park en ev. Mt. Begbie Brewing Company, Victoria Rd. Revelstoke.
‘s Morgens vroegen we eerst of we konden bellen en waar we het beste konden wandelen. De telefoon werkte alleen met ¼ dollars en zoveel hadden we niet voor Europa. We kregen het advies een telefoonkaart te kopen bij het benzinestation. Het mooiste wandelgebied was bij Mount Begbie.
De telefoonkaart was voor 15 minuten en kostte $ 11 = F 16.50. Het was een soort kraskaart. Als je iets wegkraste kwam er een nummer vrij. Eerst belde ik de operator en gaf het nummer van de kaart en het telefoonnummer door. We zouden teruggebeld worden. Na zo’n 5 minuten wachten belden we maar opnieuw. Even later hadden we verbinding met Waldo en nog 5 minuten over om te praten. In de naastgelegen supermarkt konden we nog wat inkopen. Vervolgens reden we dezelfde weg als gisteren weer omhoog. Voordat de weg eindigde en we de ferry moesten nemen, namen we een zijweg naar het meer. Aan het eind was een eenvoudige camping. Het was er niet mooi genoeg om lang te blijven dus reden we weer terug naar Revelstoke. Onderweg namen we weer een zijweg en deze ging naar een parkeerplaats. Vandaar was het 5 minuten lopen naar een mooie waterval. Onder het lopen zagen we paddenstoelen die wel wat op truffels leken. Maar ze groeiden wel boven de grond. Terug in Revelstoke ging ik op zoek naar de Begbie Brewing Company. Die was gesloten. Na wat gegeten te hebben verstuurden we de rest van de kaarten en reden naar de Revelstoke Dam. Het hele gebied rond de Columbia rivier zit vol met stuwdammen om electriciteit op te wekken. We kregen een draagbare telefoon mee die op sommige plaatsen vanzelf uitleg begon te geven. Het was koud in het inwendige deel van de centrale.
Daarna reden we terug naar het stadje en dronken in een pub het bier van de plaatselijke brouwerij. Even later zaten we in het zonnetje op de camping te lezen en te schrijven.
8e dag (Maandag 4 Mei) Vertrek naar (1) Glacier Nat Park, bij Rogers Pass door tijdgrens (1 uur later), Golden, Radium Hot Springs. Redstreak Campground in Kootenay Nat. Park. (253 km).
We reden ‘s morgens eerst het plaatsje in. Na wat zoeken vonden we de VVV. Ik vroeg waar een internetcafé was, omdat ik bericht naar Akzo Nobel wilde sturen in plaats van een ansichtkaart. Het bleek ter plekke te kunnen! Alleen wist de dame niet precies hoe het moest en ik kende de computer niet met zijn programma’s. Maar de dame belde iemand en die zou over zo’n 20 minuten komen. In de tussentijd konden we in de garage aan de overkant vragen wat er met onze accu aan de hand zou kunnen zijn. De man bekeek van alles maar kon het niet vinden. Dus wij weer naar de VVV. Daar kon ik met behulp van de man een E-mail bericht aanmaken met het plaatje erbij wat ik thuis al gemaakt had en op floppy meegenomen.
Ik verstuurde het en volgens de man zou het zo’n 20 minuten duren voordat duidelijk was of het goed was aangekomen. Dus reden we het plaatsje weer in naar de brouwerij. Gelukkig kwam de brouwer ook net aanrijden en mocht ik mee naar binnen.
Ik kreeg een korte rondleiding. De brouwerij bestond nu 2 jaar en er werd nog met de recepturen geëxperimenteerd. Ik kon een T-shirt en een glas kopen.
Daarna reden we via een bank, waar we wat geld opnamen, naar de VVV en zagen dat het bericht niet was teruggekomen, en dus goed aangekomen was.
Vervolgens reden we via de Rogers Pass (waar we ons horloge een uur vooruit moesten zetten omdat daar de Mountain Standard Time begon) en Golden naar Radium Hot Springs (RHS).
De mooie weg liep in een dal met aan weerszijden bergen, waarvan sommige met besneeuwde toppen. Op een gegeven moment ging de auto voor ons langzaam rijden en zagen we dat een vrouwtjes eland overstak. Halverwege bedacht ze zich en keerde terug. Voordat we de camera(s) klaar hadden was ze al weer in het bos verdwenen.
In RHS reden we naar de ingang van het Kootenay National Park. Daar hoorden we dat alleen de wintercamping open was en die had geen electriciteit. Dus reden we terug naar RHS haalden wat folders bij de VVV en reden even later de camping The Canyon op (deze werd gerund door een Nederlandse dame, mevrouw Wassing uit Appingedam). Ze sprak nog goed Nederlands met een Gronings accent en maakte zich bezorgd over het Nederlandse geld dat ze nog had (in verband met het overgaan op de Euro). Na het eten wandelden we wat over de camping naar de ingang heuvel op. Daar was goed te zien dat de camping in een canyon lag. Het riviertje moet vroeger veel groter geweest zijn.
9e dag (Dinsdag 5 Mei) Bezoek park. en ev. in Invermere, Windermere Valley Brewing Ltd ev. Waldo
‘s Morgens reden we naar het park en vertelden aan de kassa dat we alleen de hot pools wilden bezoeken. We hoefden niets te betalen. Vlak na de ingang was de hot pool, maar die ging pas om 12 uur open. Dus reden we het park in en zagen vlak daarna een berggeit op de weg lopen. Ik zette de alarminstallatie aan en bleef achter het dier aanrijden. Andere auto’s reden ons voorzichtig voorbij. Toen we er te dicht achter zaten ging ze met een paar sprongen de bergwand op. Toen we wat later bij een mooi groenblauw meer gestopt waren en aan iemand vroegen waar de paint pots waren, bleek dat veel te ver dus we reden terug naar de hot pool.
Op de parkeerplaats verkleedden we ons in de auto en liepen het laatste stukje in zwemkleding naar de kassa. We betaalde $ 9 en konden in de kleedkamer in een kluisje voor ¼ dollar onze spullen opbergen. Via de douches kwamen we bij het zwembad dat als hot pool fungeerde. De echte hot pool werd opgeknapt. Het water kwam met 44°C uit een bron, werd gefiltreerd en er werd chloor toegevoegd. In het zwembad was het dan 39°C. Toch wel flink heet. Langs twee zijden in het ondiepe gedeelte waren banken in het water, maar die waren allemaal bezet door oudere mensen. Als we wat gezwommen hadden was het snel te heet en konden we onder een parasol liggen afkoelen.
Er was konstant iemand die toezicht hield en zo nu en dan monsters van het water nam om te zien of er nog genoeg chloor in zat. Het water komt met 1800 liter per minuut uit de bron, bevat veel mineralen en wat radioactief radium. Vandaar de naam.
Na 2½ uur hadden we er genoeg van en reden even later via de VVV, waar we hoorden dat er ook nog natuurlijk hete bronnen waren, richting Canal Flats. Daar moesten we verder over een grindweg. Omdat het al lang erg droog was en de weg erg stoffig zag je achter de auto alleen een grote stofwolk. Als we een tegenligger kregen, zag je even niets meer. We reden een parkeerplaatsje met wat borden voorbij maar konden niet zo snel zien wat er op stond. De weg ging zo nu en dan flink omhoog en omlaag en werd erg smal. Er was aan de ene kant de rotswand en aan de andere kant ravijn. Sonja zei dat ik niet wilde weten hoe diep het was. En er was geen hek of vangrail!
Toen we langs een meer op een parkeerplaats waren gestopt aten we wat. Daarna reden we dezelfde weg terug omdat we het idee hadden dat we te ver waren gereden.
Op het parkeerplaatsje met de borden stopten we en hoorden van een groep jongeren dat de hot pools beneden waren. Toen we het steile pad afgedaald waren zagen we ze. De eerste kwam uit de berg en was te klein (en te heet) om er in te zitten. Het water stonk wat zwavelig. De volgende waar twee jongens in zaten, was ongeveer net zo heet als waar wij in gezeten hadden. De pools hadden een soort grindbodem met rotsblokken er om heen. In de volgende (weer wat koeler) zaten 3 meisjes en daarmee was de pool al bijna vol. De daarop volgende was de koelste en lag vlak tegen het riviertje aan. Je kon dus als je wilde van koud (riviertje) naar heet of andersom.
Daarna reden we weer terug richting RHS. Opeens zag ik in een boom langs de weg een nest met daarin een grote vogel. Omdat de boom in het ravijn stond was het nest bijna op wegdek niveau. We reden terug, parkeerden de auto en liepen naar het nest. Er zat een jong op dat angstig begon te piepen. Toen we filmden en foto’s maakten werd het hem bijna teveel en ging hij staan. Het was niet goed te zien wat voor vogel het was, maar omdat het vlak bij een meer was zou het een jonge Bald Eagle geweest kunnen zijn. We wachten nog even om te zien of een van de ouders zou komen, maar dat duurde te lang en we reden weg.
Wat later tankten we zo’n 70 liter diesel voor $ 0.559 bij een pomp met full service. Dan mag je verwachten dat ze vragen of de olie moeten controleren en de ramen wassen. Maar dat moest ik zelf doen. Dus geen fooi.
's Avonds voor het slapen gaan even gecontroleerd of we niet lichtgevend waren. Maar we hadden kennelijk niet lang genoeg in de pool met radioactief radium gebadderd.
12e dag (Woensdag 6 Mei) Vertrek naar Banff Nat. Park, bij Johnston Canyon links (93). Bij Lake Louise Trailer Campground tel. (403)762-1550. (363 km).
We vertrokken om 6:45 richting Banff. We reden zo vroeg omdat we hoopten nog wild te zien. Vlak nadat we de ingang van de camping gepasseerd waren zagen we boven op de vlakbij gelegen rotsen een kudde Bighorn schapen. En nadat we de ingang van het Kootenay park gepasseerd waren (wel iemand aanwezig maar de kassa ging niet open) zagen we een paar berggeiten langs de kant van de weg. Eén leek veel op diegene die we gisteren gezien hadden. Nog wat later zagen we een groep berggeiten langs een heuvel grazen. Daarna zo nu en dan een paar herten. We stopten weer bij een wandel-pad dat naar een meer ging. Maar na 50 meter lag de sneeuw al zo dik dat je er tot over de enkels inzakte. En daar hadden we geen zin in. Bijna aan het eind van het park wezen de bordjes naar de Painted Holes. We konden er over een steeds blubberiger wordend paadje naar toe lopen. Onderweg zagen we een specht die met grof geweld op een boom stond te hameren. De spaanders vlogen in de rondte. Uit de holes welde water op dat sterk ijzerhoudend was. Dat zette zich af en werd vroeger gewonnen om er de kleurstof oker van te maken. De laatste niet verwerkte porties lagen er nog.
Toen we bij de holes zelf waren aangekomen kon je goed zien dat het water uit de grond opwelde. Verder lopen was (bijna) niet te doen, omdat je met de schoenen in de gele blubber wegzakte. Dus weer terug.
Even later reden we het plaatsje Banff in. Een paar straten met veel (dure) winkels, een paar musea, een groot park en veel duur uitziende hotels.
We kochten in een delicatessenzaak een zak met brokken, die later een soort suikerspin in brokvorm bleken te zijn. Erg zoet en plakkerig. En in de liquorstore wat onbekende flesjes bier.
Op de parkeerplaats ontmoetten we een stel Nederlanders dat in exact dezelfde combinatie reed als wij en in hetzelfde vliegtuig had gezeten. Ook zij hadden problemen met het opladen van de accu tijdens het rijden. Ze bleven een week langer dan wij.
Daarna reden we naar Canmore, een plaatsje 20 km verder. Na even zoeken vonden we de Bow Valley brouwerij (Big Rock brewery). Bij de receptie zat niemand maar ik hoorde boven stemmen. Dus ik de trap op en daar zaten aan de bar twee mensen te praten. Naar ik later hoorde de eigenaar en de verkoopleider. Ik vroeg of er een rondleiding mogelijk was en dat kon. Ik haalde Sonja en we kregen meteen wat te proeven. De verkoopleider vertelde van alles over de brouwerij (deze bestond pas ruim twee jaar). De eigenaar was een Zwitserse ski-leraar die opeens het idee had opgevat een brouwerij te beginnen. Op de etiketten stond hij nog als bergbeklimmer afgebeeld. Daarna kregen we een korte rondleiding en kon ik een doosje bier en een glas kopen.
We reden richting Lake Louise en zagen een Chrysler Dodge dealer. Ik was nieuwsgierig naar de prijs van onze auto, dus vroeg ik het binnen. Er bleek zo’n zelfde tweede hands te koop te staan voor $ 36.500. De nieuwe zou ± $ 40.000 kosten (F 60.000). In Europa zou zo’n auto (door belasting en bijkomende kosten al gauw F 100.000 zijn). We reden verder naar Banff National Park. We moesten voor 4 nachten betalen (Jasper telde ook mee) $ 40 = F 60. Wat later reden we een camping op, waar niemand bij de ingang aanwezig was. Er waren een aantal hoofdpaden en op de tussengelegen dwarspaden konden 2 of 4 campers staan. Er was dan een houten pick-nick tafel ter beschikking en electriciteitsaansluiting.
Toen we stonden, vroegen we ons af hoe we moesten betalen. Ik vroeg het aan een van de andere kampeerders en hij zei dat als er bij de ingang niemand aanwezig was de eigenaar het geld wel kwam ophalen. Na een drankje liepen we langs de rivier naar het visitor centre. Daar kwamen we net te laat, ze waren gesloten.
Terug liepen we langs de ingang, maar er zat nog steeds niemand. Er hing wel een bakje met enveloppen. Je moest je gegevens invullen en het geld in de envelop door de brievenbus gooien. Anders (stond er) zou iemand ‘s morgens heel vroeg het geld komen halen. We hadden geen gepast geld bij ons, dus we zien morgen wel. Terwijl ik zit te schrijven horen we een trein redelijk dichtbij langs rijden en een flinke fluit geven. Ik hoopte dat ze ‘s nachts niet reden.
13e dag (Donderdag 7 Mei) rondkijken in park
‘s Morgens vroeg werd er geen geld opgehaald en toen we na het ontbijt de poort uitreden was er nog niemand. Dus hadden we een dag gratis gestaan. We reden eerst naar Lake Louise. Er waren twee enorme parkeerplaatsen en een aantal dure hotels.
Maar er stonden maar een paar auto’s. Het meer was nog grotendeels dichtgevroren, zodat er maar een paar foto’s gemaakt konden worden met de spiegelingen van de bergen in het water. Daarna reden we terug naar het informatie-centrum vlak bij de camping. Het was heel mooi ingericht en er was veel te zien. Aan de balie kregen we informatie over wat er te zien en te doen was. We reden weg op zoek naar een waterval. Toen we bijna bij de natural bridge gekomen waren zagen we op de kaart dat we al te ver gereden waren. Terug op de vorige parkeerplaats zagen we dat we er lopend konden komen. Het was weer een mooie. De natural bridge was een rotsformatie die door het water zo was uitgesleten dat er een soort brug was overgebleven. Daarna gingen we op weg naar Lake Emerald.
Dat was wel ijsvrij en had mooie spiegelingen van de omringende bergen in het water.
We vroegen iemand of er om het meer heen gelopen kon worden en dat was zo. Dus liepen we door het dorpje met vakantiewoningen, waarna de weg een paadje werd met regelmatig veel sneeuw. Gelukkig was deze meestal hard zodat je er op kon lopen, maar als je een stap ernaast deed zakte je tot over de enkels in de sneeuw. Halverwege kwam het pad uit de schaduw en meteen was de sneeuw verdwenen. Het was dan ook meteen warm. Onderweg kwamen we twee wandelende dames tegen, waarvan één aan de riem een belletje had tegen de beren! Later zouden we dat nog eens zien.
Toen het pad door een dennenbos liep, dacht ik even een grote eekhoorn te zien. Maar het was een bruine boommarter met een wat lichter gekleurd kopje! Hij keek ons nieuwsgierig aan, maar toen we onze camera’s pakten werd het hem te veel en verdween hij tussen de bomen.
Vanaf de parkeerplaats was er ook een pad naar een waterval. Het ging weer steil omhoog. Zo nu en dan was het bedekt met sneeuw. Uiteindelijk liep het vlak langs een riviertje en nog wat verder konden we de waterval zien. Het water stroomde met een flinke gang door een nauwe spleet. Terug bij de auto reden we naar Mount Hunter Look Out point.
Onderweg zagen we verschillende zijwegen maar ze waren allemaal afgesloten. Waarschijnlijk lag er nog teveel sneeuw. In de hot water pool hadden we van een Nederlandse dame gehoord dat er een lodge was waar je paarden kon huren. Het pad er naar toe was erg slecht en na een tijd rijden zagen we een bord dat het nog 5 km verder lag. Dat vonden we op deze weg te veel dus weer terug. Na een tijdje rijden waarbij we zagen dat er zo nu en dan een wolkje aan de hemel verscheen, reden we de camping weer op en konden bijna op dezelfde plaats staan als de vorige nacht. De km teller van de auto (digitaal en alleen afleesbaar als het contact aan stond) stond op 2607 km. Dus we gingen wel dik over de 3000 km heen die we niet hoefden te betalen.
Terwijl ik dit zat te schrijven kregen weer een flinke camper naast ons. Ik hoorde de mensen Nederlands praten, dus we maakten een praatje. Ze waren een week langer in Canada waarvan de eerste dagen met slecht weer. Ik zei dat we al veel Nederlanders gezien hadden en ze waren verbaasd want wij waren voor hen de eerste. Maar toen we stonden te praten kwam er iemand eerst in het Engels en dan in het Nederlands vragen hoe hij moest betalen. En vlak daarop kwam er weer een Nederlander met hetzelfde probleem.
14e dag (Vrijdag 8 Mei) Vertrek naar Jasper via (93) Icefields Parkway. Vlakbij Jasper Campground Wapiti tel. (403)852-4932. (329 km).
We vertrokken weer vroeg (6:10) om nog wild te kunnen zien. Er was weer geen geld opgehaald. De hemel was voor het eerst flink bewolkt. Zo nu en dan kwamen er zelfs regendruppels op het raam. Het was enorm rustig op een mooie brede weg tussen de bergruggen door. Maar als er bij een afslag een bordje stond dat er wat te zien was, was de weg afgesloten.
Eén keer zagen we een eland (of een groot hert dat was niet goed te zien) de weg oversteken. Maar het pakken van de camera duurde te lang. Wat later zagen we nog een grote eend, of een kleine gans zitten.
Vlak daarna was er weer een zijweggetje, dus ik dacht als we die nemen kunnen we misschien wel meer herten of elanden zien. Er stond wel een bordje "niet inrijden" maar dat was slecht te lezen.
Het pad liep dood op een plaats waar wat huizen in aanbouw waren. We zetten de auto neer en liepen het pad verder af. Even later konden we niet verder omdat er een flinke stroom smeltwater over het pad liep. We namen een soort paadje door het struikgewas en stonden even later aan de rand van een meertje. Er vlogen twee vogels al scheldend op en we liepen langs de oever. Bij een bank die aan de oever stond, namen we het pad omhoog en stonden even later weer bij de auto. Dan weer verder naar Jasper. Op de bergruggen langs de weg waren gletsjers te herkennen. De sneeuw was wit of soms lichtbruin van het vuil, maar de gletsjers waren blauw. Dat was de ijsmassa. Even later stopten we bij het gletsjer-informatiecentrum. Een groot gebouw met wat winkeltjes, een restaurant, toiletten en de kassa’s waar een kaartje gekocht kon worden voor een rit naar de gletsjer ($24 pp). We zagen wel een gewone bus naar boven rijden terwijl de bus met de grote wielen die over de gletsjer kon rijden beneden bleef. We gingen niet mee. Later hoorden we dat na de rit met de gewone bus de mensen moesten overstappen in de speciale bus.
Toen we verder reden was het weer al opgeklaard. We reden Jasper National Park in.
Eén keer zagen we een paar herten langs de kant. Verder was het uitgestorven. Nauwelijks een vogeltje te zien. Opeens stonden er een paar auto’s voor ons stil voor een dame die een bord stop omhoog hield. Het bleek dat ze verderop de weg aan het verbreden waren met dynamiet, en we moesten 15 minuten wachten. Een tijdje later stond er weer een bord waterval en we konden zowaar tot op de parkeerplaats komen. Het was een aardige waterval. Op de parkeerplaats zetten we koffie en zagen buiten een raaf op ons af wandelen. Hij bleef vragend bij de deur staan en hoewel het niet mag was de verleiding te groot en gaven we hem wat koekkruimels. Toen hij niets meer kreeg liep hij naar de volgende auto en bleef weer wachten. We reden verder en konden even later weer een mooie waterval bekijken. Hier ontmoetten we een stel uit Nederland (Genemuiden). Ze kwamen al 8 jaar in dit deel van Canada en hadden boekjes met foto’s waarop te zien was wat ze al gezien hadden. We kregen wat tips waar Bighorn-sheep en beren te zien zouden zijn. Even later reden we de camping Wapiti op. Er stonden geen campers, alleen een paar tenten. Gelukkig was er een dame van de schoonmaakploeg aanwezig die ons vertelde dat iedereen verhuisd was naar de camping aan de overkant. Dat was de zomercamping en waar wij zouden gaan staan was de wintercamping.
We kregen een aardige plaats aangewezen met water- electriciteit- en rioolaansluiting. Dat koste $ 20 per nacht. Overal over de camping lagen keutels van de Wapiti herten. Er was ook een stookplaats voor de barbeque en we begonnen driftig hout te sprokkelen.
Toen we naar het plaatsje Jasper reden hoorde ik aan de poort dat er geen houtvuur gemaakt mocht worden, voor de barbeque mochten alleen briketjes gebruikt worden. Er was dit jaar bijna geen sneeuw gevallen (vorig jaar lag het meters hoog) en alles was kurkdroog.
Op het nieuws en in de kranten werd dagelijks gesproken over de grote bosbranden ten noorden van Calgary, waarvan wij zelfs de rook gezien en geroken hadden.
We hadden gezien dat naast het niet opladen van de accu van de camper ook de linker achter richtingaanwijzer en het remlicht het niet deden. Dus vroegen we bij een garage of er iets aan te doen was. We moesten 3 kwartier wachten voordat er aan begonnen kon worden. Dus liepen we het plaatsje in. Ik belde eerst met het verhuurbedrijf om te vragen of het gerepareerd mocht worden en kreeg natuurlijk toestemming. Dan bekeken we wat winkeltjes en liepen tenslotte weer terug naar de garage. Daar was men intussen al begonnen. Er moesten wat nieuwe draden getrokken worden. Om er goed bij te kunnen hadden ze het liefst de camper van de truck getild, maar dat ging niet. Intussen was ook het Nederlandse stel dat we eerder ontmoet hadden en in dezelfde nieuwe combinatie reed als wij en dezelfde problemen had er bij komen staan.
Toen de monteur de nieuwe draden had doorverbonden deed het knipperlicht het weer. Hij zette de motor even aan en even later kwam er onder de auto en binnen in de camper allemaal rook. Oei dat gaat fout zei de Nederlander die electriciën bleek te zijn. De monteur zette de motor gauw uit en zei dat de draden waarschijnlijk net andersom hadden gemoeten.
De reparatie duurde nu bijna twee keer zo lang maar uiteindelijk moest alles weer werken. Toen we terug reden naar de camping zagen we overal Wapitiherten lopen. Ze schijnen zelfs door het dorp te lopen. Na het eten liepen we langs het riviertje naar de ingang van de camping om te zien of er nog Wapiti herten waren. Nee dus. Wij weer terug en na wat knabbelen en drinken naar bed.
Op de camping moest het rustig zijn tussen 11 uur ‘s avonds en 7 uur ‘s morgens, dus we konden niet extreem vroeg weg. Volgende week vrijdag zouden we al weer terug vliegen.
15e dag (Zaterdag 9 Mei) rondkijken in park.
Vroeg op, om zo’n beetje als eerste tegen 7 uur de camping te verlaten op zoek naar Bighorn sheep. We volgden de route die de Nederlanders ons aanbevolen hadden. Eerst zagen we verschillende groepen Wapiti herten. Toen we een afslag namen naar een restaurant zaten er een paar Bighorn schapen vlak naast een huis. En op de verlaten parkeerplaats zaten er weer twee. De ene leek wel (als ik dichterbij kom) een vermoeide kop te hebben, want hij steunde met een hoorn op de grond en toen ik verder liep, steunde hij op de andere hoorn.
We hadden er genoeg gezien en reden via Jasper richting Prince George, op weg naar Mount Robson (de hoogste berg van de Canadese Rockies 3954 m). Het regende zo nu en dan. We passeerden en bekeken weer een mooie waterval. Bij de Mount Robson was een informatiecentrum. We bekeken een video (tijdens het verhelpen van een storing zagen we dat alles op een disc stond) en noteerden onze naam in het gastenboek. Er blijken nog niet veel Nederlanders geweest te zijn de laatste tijd. De berg zelf is goed te zien, alleen de top is in wolken gehuld. Er kwam een bus vol Japanse toeristen, die elkaar begonnen te fotograferen al of niet met de berg op de achtergrond. Zo nu en dan scheen de zon flink en opeens was ook de top te zien. Ik maakte wat foto’s en nadat we wat gegeten hadden reden we verder.
Ik dacht in het plaatsje Tête Jaune Cache nog wat te kunnen kopen (we hadden nog een postzegel voor een brief aan Waldo nodig), maar er stonden alleen een paar huizen en een restaurant, dus we keerden terug. Een tijdje later sprong de km-teller op 3000 dus de gratis kilometers waren op! Ondanks de waarschuwingsborden hadden we nog geen beer gezien. Dus ging ik maar verkeersborden fotograferen (alleen als ze afweken van de Europese). Toen we stopten aan de rand van een meer zagen we wat duikeendjes. Er kwam een auto aanrijden met een boot op de aanhanger die te water gelaten werd en even later wegstoof.
We reden weer verder en wat later zag ik een eland een riviertje oversteken. Aan de vorm van de kop dacht ik in ieder geval een eland te herkennen. Toen we terug reden was er niets meer te zien en ook in het bos waar het beest in liep was niets te zien. Onderweg naar Jasper kwamen we alleen maar wat ganzen tegen.
In Jasper konden we een postzegel kopen en twee (soort) sauzijzenbroodjes die we ter plekke in 1 minuut in de magnetron mochten opwarmen. Buiten op de stoep aten we ze op. We haalden nog wat levensmiddelen in de supermarkt en omdat ik zag dat er een gratis kaart was aan te vragen waarmee (net als bij Albert Heijn) produkten met korting gekocht konden worden, deed ik dat. Daarna haalden we nog wat flesjes bier in de liquor- store. Om het bier te pakken moesten we door een deur een soort koelcel in. Het was behoorlijk koud binnen. In de supermarkt mochten geen alcoholhoudende dranken verkocht worden. In de supermarkt kon met een creditcard betaald worden, in de liquor-store mocht dat weer niet.
We tankten diesel bij de enige pomp waar dat kon, waarna de VISA-card werd geweigerd door het apparaat. Ook de Mastercard werd niet geaccepteerd. We moesten kontant betalen. Ik belde met VISA om te vragen wat er aan de hand was, maar ze zeiden dat ik daarvoor Europa moest bellen. Daar hadden we geen zin in/tijd voor. Toen ik op de camping stond te douchen zag Sonja dat de buren verderop een houtvuur hadden gemaakt. De man had enorm veel hout staan hakken. Even later zag Sonja een auto van de parkpolitie rondrijden. Elke keer stapte de vrouwelijke Ranger uit en vertelde de kampeerders dat het vuur niet toegestaan was. Waar een vuur gemaakt was, moesten de mensen een emmer water over het vuur gooien. Ik droogde me snel af en hoopte een beetje dat ze ook bij ons kwam, maar dat gebeurde niet.
16e dag (Zondag 10 Mei) Vertrek naar BC (16) tot bij Tête Jaune Cache, tijdgrens over 1 uur vroeger, dan links (5), richting Kamloops, tot Clearwater, dan naar Wells Gray Prov. Park, tot Spahats Creek Prov. Park Campground tel. (250)851-3000. (418 km).
We stonden weer vroeg op omdat het een lange reis zou worden. Het eerste stuk konden we flink doorrijden omdat we dat de dag ervoor al gezien hadden. Het was een mooie en rustige weg. Maar het was dan ook Zondag.
We stopten bij een plaats waar we een mooi zicht hadden op de omgeving. Het was een moeras met een weggetje erdoor. Aan het begin stonden borden met alle vogels die er te zien waren en de geluiden die ze maakten. Toen we over het weggetje liepen, zagen en hoorden we inderdaad erg veel vogels. Eenden, meerkoeten, ganzen, rietvogels en nog veel meer. Ieder met zijn eigen geluid. Dan reden we weer verder. Om 9:55 (BC tijd) 10:55 Alberta-tijd stopten we langs de kant van de weg voor een kop soep. We keken uit over een riviertje en op de achtergrond besneeuwde bergen. Nog zo’n 100 km en we zouden alweer op de bestemming zijn. Even later wilden we weer stoppen om wat te drinken. De soep was waarschijnlijk wat zout geweest. Het duurde een tijdje voordat we een parkeerplaats zagen en toen er een in zicht kwam stond er al een camper. Maar we pasten er wel bij. Toen we stil stonden zagen we weer die Nederlanders die we al een paar keer waren tegengekomen!
Na een tijdje kwamen we in Clearwater. Eerst heel veel reclameborden, dan wat hotels, pompstation en bewoning. We stopten bij het Well’s Gray Provincial Park info centre. We kregen een kaart van het park en het meisje zette er de campgrounds op die open waren. Er was geen één met electriciteit. Terwijl we geholpen werden, zagen we dat de Nederlanders ook binnen gekomen waren. We besloten de camping te nemen die het verst het park in lag en gingen op weg. Toen we een stuk gereden hadden, zagen we dat Dawson Falls campground nog 8 km verder was de de verste nog 32 km. We gingen toen eerst kijken bij Dawson Falls. Het bleek een dennenbos te zijn met mooie plaatsen met in de diepte de waterval en we besloten te blijven. Er was een houder met enveloppen, waarmee de $ 9.50 per nacht betaald kon worden. Een strookje hiervan kon er afgescheurd worden en aan een paaltje bevestigd naast de standplaats, die dan bezet was. Er stond een bank /tafel combinatie en een vuurplaats. Wat verderop was een voorraad hout waarvan iedere kampeerder een afgepaste hoeveelheid mocht gebruiken. Er stonden ook twee provisorische toiletten en een waterpomp waaruit we door flink pompen onze emmer konden vullen. We gingen eerst de waterval van dichtbij bekijken. Toen we aan het begin van het pad stonden, zagen we weer de NEDERLANDERS!
We namen eerst een ander pad en voorkwamen daardoor een nieuwe ontmoeting. Toen we daarna de andere weg namen waren de Nederlanders weg. We hoopten dat ze niet op de camping naast ons gingen staan.
We liepen weer terug naar de camping. Terwijl Sonja een klein vogeltje van dichtbij zat te bekijken terwijl deze bezig was pluisjes van de boom te verzamelen voor een nest, ging ik zo goed en kwaad als het gaat de camper en de auto wat schoonmaken. Telkens weer een nieuwe emmer volpompen. Waar ik bij kon, werd redelijk schoon. Alleen de voorkant waar de muggen op te pletter sloegen wilde niet zo.
Na het eten staken we het houtvuur aan. Stiekem moesten we toch wat hout sprokkelen omdat we geen bijl bij ons hadden (hoort eigenlijk wel bij de uitrusting) en we toch wat kleine houtjes nodig hadden om aan te maken.
We hadden 2 grote blokken op het vuur en moesten steeds wat klein hout toevoegen om het vuur gaande te houden. Voordat we naar bed gingen, doofden we het vuur met een emmer water.
17e dag (Maandag 11 Mei) park bekijken. Bellen naar Air Transat reconfirm. TS 964 19:40 to Amsterdam.
We wilden uitslapen. Dus hadden we de wekker op 8 uur gezet. Maar toen die afging vonden we dat het buiten koud en onder de dekens warm was. Om half 10 werden we weer wakker en stonden op. Tijdens het ontbijt zagen we dat de wekker nog niet een uur terug was gezet. Het was dus nog een uur vroeger dan we dachten!
We reden eerst naar de Helmchen Falls. Onderweg er naar toe zagen we onze eerste BEER!
Hij/zij liep aan de kant van de weg te grazen en keek verstoord op toen we stopten. Ik zette gauw de motor uit en het beest graasde weer verder. We konden filmen en foto’s maken. Ze (waarschijnlijk) was bijna zwart en leek niet zo groot. Ze had een lichter gekleurde toet.
Ik waagde het zelfs even om uit de auto te gaan voor foto’s (wel gevaarlijk, want je bent zo een berenhap! ) toen ze wat verder was gelopen. De wegkant was een soort ondiep slootje met wat water. Je hoorde de beer soppen in het water. We bleven nog even kijken en reden dan verder.
Op de parkeerplaats van de waterval ontmoetten we een Nederlands stel dat ook op onze camping stond. Ze hadden een tent en vertelden dat ze hun huis en auto geruild hadden met een stel Canadezen (vroeger Nederlanders) uit Vancouver, die nu door Europa reden. Ze bleven hier zo’n 10 weken. Ze hadden in Manning Park al hun eerste beer gezien en ook degene die wij net gezien hadden.
De waterval was een smalle en mooie. Er stond een bord bij dat deze 141 meter hoog was en de Niagara waterval maar 51 meter. Maar die was wel veel breder. Het water stoof omhoog nadat het naar beneden gevallen was. ‘s Winters (tenminste als het flink vroor) bevroor de nevel en vormde daarbij allerlei ijspegels. Je kon nu nog een restje ijs zien zitten.
Volgens de kaart die we hadden moest wat verderop het pad beginnen dat rond een meertje liep. Het ging tussen dennen- en berkenbomen door, soms steil omhoog dan weer flink naar beneden. Toen we ± een ½ uur gelopen hadden, begonnen we te twijfelen of het wel het goede pad was, want er was geen meertje te zien. We liepen maar weer terug. Toen we voorbij de waterval en bijna op de parkeerplaats waren, zwikte ik door mijn enkel en kwam al draaiend om mijn as op knie en rug te vallen. De knie deed ontzettend zeer en werd snel heel dik. De enkel viel wel mee en de handen waren alleen maar rood. Sonja stelde voor dat ik zou blijven zitten en dat ze naar de camper zou gaan om wat te halen. Maar ik strompelde toch maar naar de auto. 3 kwartier lang kreeg ik om de 5 minuten koude compressen op de knie (in de koelkast koud gemaakt). Hierdoor werd de zwelling snel wat minder. Na een uur gingen we weer op pad. Nu op zoek naar het goede weggetje rond het meer. We namen een steil pad omhoog. Het mooie weer waar we mee begonnen waren verdween en er kwamen donkere wolken opzetten. Op het pad lagen vaak omgevallen bomen waar we overheen moesten klauteren. Toen besloten we maar weer terug te gaan.
Toen we bij het meertje waren zagen we een muskusrat zwemmen. Volgens de bordjes zaten die hier ook en voor een bever was het beestje te klein.
In het natte gedeelte van het bos stonden weer de stinkende (soort) gele aronskelken. Ze trokken vooral mieren aan. Er stonden (zoals overal in de bossen) bosaardbeien in bloei.
Toen we bijna bij de auto waren begon het flink te regenen, maar we werden net niet doornat.
We reden weer terug naar de camping en zagen opeens weer een beer langs de kant van de weg. We stopten weer voor film en foto, want dit was een andere beer. Deze leek wat groter en had geen lichte snoet. Misschien het mannetje van de vorige! Hij at alles wat er in de berm stond. We zagen ook een aantal paardenbloemen verdwijnen. Op een gegeven moment ging hij staan bij een klein dennenboompje en at er wat van. Toen was te zien dat hij in ieder geval net zo groot was als ik.
Na een tijdje kwamen er van de andere kant een paar campers aanrijden. De eerste stopte net naast ons zodat wij niets meer konden zien. De beer vond het te druk worden en verdween in het bos. Even later zagen we ook de andere beer weer. Dus er waren in ieder geval twee beren. En op niet zo’n grote afstand van de camping!
Toen we de camping opreden was ons plaatsje nog vrij. Maar links en rechts naast ons waren kampeerders bij gekomen. Ik kon van hun een bijl lenen zodat ik wat hout kon hakken voor een kampvuur. Terwijl ik hakte en even later een emmer water haalde uit de pomp werd ik al weer door verschillende hongerige muggen aangevallen. Toen we in de camper zaten met de ramen open zaten ze ook tegen het horrengaas aan. Omdat we geen boodschappen hadden gedaan en gisteren ook niet, hadden we geen eten voor de avond. Maar we begonnen met wat chips (één zak gooiden we weg want dat was de Engelse soort met azijn) bier, kaas en smarties. Voor later was er nog het restant van een macaronipakje (uit Nederland meegenomen), wat zoetige gepeperde tomatensoep en yoghurt met vruchtenmix. We redden het dus wel.
18e dag (Dinsdag 12 Mei) Vertrek naar Mahood Falls, 100 Mile House, 93 Mile House, (97) Clinton, Pavillon (ev. via Cache Creek) Lillooet, via (99) naar Mount Currie, dan naar Birkenhead Lake Prov. Park Campground (tel (604)898-3678.(189 km).
Toen we ‘s morgens vertrokken, reden we eerst nog een keer naar de waterval om te zien of de beren er nog waren. Maar we waren of te vroeg of ze waren weg. We reden via Little Fort (een gehucht) en via Bridge Lake en Lone Butte naar 100 Mile House. Op dit stuk weg van Lillooet richting Prince George was alles in miles vanaf Lillooet aangegeven (dit stamde nog uit de tijd van de Goldrush. De weg heet ook wel de Caribou road). 100 Mile House was een redelijk grote plaats met een flinke supermarkt (waar we voor de laatste dagen voedsel insloegen en diesel tankten), een paar aardige winkeltjes en een klein kerkje.
Naast een van de winkeltjes stonden een aantal palen in de grond waar houten plankjes op gespijkerd waren. Daar hadden voorbij trekkende toeristen hun naam en datum opgeschreven.
In het winkeltje hoorde ik dat er geen plankjes meer waren en dat ik maar een leeg plankje moest zoeken. Ik vond er een waarop niet meer te lezen was wat er op gestaan had en zette onze namen en adres met datum er op. Er waren nog een aantal Nederlanders terug te vinden en andere Europeanen. In een ander winkeltje werd verteld dat we beter niet de grindweg die ik uitgekozen had konden nemen, maar de gewone weg die wel wat langer was.
Daarna reden we via 70 mile House en Clinton naar Lillooet. Vervolgens moesten we afslaan naar Pemberton. Deze weg was wel de steilste en de meest bochtige die we tot nu toe gereden hadden. En veel bruggen met houten wegdek waar auto’s elkaar niet konden passeren. Regelmatig was de adviessnelheid 10 km/uur, veel remmen en sturen dus. Vlak voor Pemberton moesten we rechtsaf richting Birken. Ook weer een smalle weg, nu omhoog. Toen we begonnen te twijfelen of we wel op de goede weg waren zagen we een bordje campground. Nog wat verder moesten we weer een zijweg in. Ook deze ging steeds verder omhoog. Zo nu en dan zagen we alweer sneeuw langs de kant van de weg. Toen reden we over de slechtste (grind)weg die we tot nu toe gehad hadden.
Flink omhoog en met grote diepe gaten. We begonnen weer te twijfelen en reden terug naar een boerderij. Daar hoorden we dat deze weg wel naar de camping ging, zo’n 10 km verder. Dus hobbelden en schokten we verder. De bedden werden zo wel goed geschud. En het serviesgoed bleek van goede kwaliteit. Toen we het Birkenhead Lake Park inreden werd de weg iets beter. Na wat kilometers kwamen we bij de campground. Er waren zo’n 100 plaatsen. En zo te zien was er maar één andere kampeerder. Toen we een mooie plaats gevonden hadden, bleken we redelijk dicht bij de toiletten en de enorme houtvoorraad te staan.
Daar zagen we een mooie blauwe gaai vlakbij zitten. Terwijl we met de camera’s zaten te wachten tot hij wat dichterbij kwam, liep er een klein grondeekhoorntje vlak voor onze voeten op zoek naar wat eten. Helaas zaten er ook weer veel grote muggen, dus we bleven niet te lang buiten. Vlak voor onze plek begon een pad naar het meertje. Dat wilden we de volgende morgen bewonderen. En opeens stond er een vriendelijk meisje naast de camper dat het geld kwam ophalen. Toen ik vroeg of ze wel eens in Europa was geweest, zei ze twee dagen in Londen geweest te zijn op doorreis naar India. Ze vertelde ook dat er nog een tweede pad was. Ik betaalde voor twee nachten en ze wenste ons prettige dagen.
Na het eten keken we een tijdje van uit de camper naar het kampvuur (met de muggen hunkerend tegen het horrengaas) en gingen daarna naar bed.
18e dag (Woensdag 13 Mei)
Het was wat bewolkt weer met zo nu en dan een zonnetje. We gingen de wandeling langs het meer maken. Het was een ruw pad vol met rotsblokken en boomstammen en een enkele keer een bruggetje. Aan het eind was een kampeerplaats. Tussen de bomen was een dwarsbalk bevestigd op 2 meter hoogte. Daar kon met een touw de etensvoorraad aan opgehangen worden zodat de beren er niet bij konden.
Er was ook een toilet dat we allebei nodig hadden. Maar er was geen papier dus gingen we terug via een ander pad. Toen we bijna terug waren stond er weer een toilet, nu wel met papier zodat we de hoop, die er al lag, wat hoger maakten.
Toen we terug bij de auto waren besloten we deze weer wat schoon te maken. Met het water uit een stilstaand plasje vlakbij ging Sonja de auto en de camper flink te lijf. Het was dankbaar werk. Daarna gingen we wat eten aan de tafel buiten en binnen de kortst mogelijke tijd zaten er 4 blauwe gaaien te wachten. We zagen ook onder en naast de auto een kolibrie vliegen. Naast de autoband op 30 cm hoogte kon ie stil in de lucht blijven hangen.
We haalden wat pinda’s uit de camper en het bleek dat de gaaien er zo gek op waren dat ze steeds dichterbij kwamen en zelfs op tafel gingen zitten. Er kwam ook een eekhoorntje kijken. Telkens als we een pinda naar hem toegooiden was een gaai hem te snel af. Wel zat hij even later op tafel om op een bord te zoeken naar wat eetbaars en kroop bijna in de broodzak. Aan één zijkant was hij helemaal kaal, waarschijnlijk een gevecht met een ander beest overleefd. Eén keer wist hij een pinda te bemachtigen en ging in een boom zitten eten.
‘s Middags zochten we eerst de Rangers om te vragen waar het pad was naar de lookout voor de geiten. Ze waren bezig het aangespoelde vuil (bladeren en prut) aan de rand van het meertje bij elkaar te harken en weg te halen. Ze twijfelden of het pad begaanbaar zou zijn, maar we gingen toch kijken. Het begon langs een beekje en al gauw moesten we over een paar boomstammen het water oversteken. Sommige waren behoorlijk breed maar er zaten ook een paar smalle evenwichtsbalken tussen. Op sommige plaatsen stonk het weer naar de (soort) aronskelken. Op een gegeven moment konden we kiezen voor de geiten-lookout of de bear trail. We kozen eerst voor de geiten, maar dit ging zo steil omhoog dat we de berenwandeling maakten. Weer rotsblokken, boomwortels, stukjes blubber en omgevallen bomen op ons pad. Het eindigde bij het meertje maar we konden het strandje niet bereiken en moesten dezelfde weg terug.
We gingen weer terug om de camera’s te halen, want dit wilden we toch wel vastleggen. Ik nam ook een metalen schaal mee want ik wist (bijna) zeker dat we goud konden wassen.
We filmden het moeilijkste stuk en gingen dan goudpannen. Overal in het water zag je het goud glinsteren. Alleen was het wat lichter dan het zand en dat klopte niet. We namen toch maar wat mee. Later bleek het een soort glimmer te zijn.
Bij de camper gingen we weer wat pinda’s uitdelen. Om het zielige eekhoorntje ook wat te gunnen stopte ik op verschillende plaatsen wat pinda’s in de schors van wat bomen. Maar de gaaien hadden goed zitten opletten, want voordat ik kon gaan zitten hadden zij de bomen al afgezocht en alle pinda’s opgegeten.
Er kwam een ander eekhoorntje dat wat brutaler was en de pinda’s uit de hand pakte. Hij was er zo weg mee, maar ook zo weer terug. Ik zag dat zijn wangen steeds boller gingen staan.
We gingen daarna zelf eten (verse peultjes, aardappelen en vlees met vruchtenyoghurt na).
19e dag (Donderdag 14 Mei) Vertrek, Whistler, Squamish (via 1) Lions Bay, na Robert Burnaby Park afslag Columbia Street (richtin New Westminster), dan de Fraser River over en verder tot splitsing 1A en 99A. 99A nemen tot 40 Ave. (± 200 km).
Peace Arch RV Park. 40 th Ave., Surrey. tel. (604)594-7009
Na ‘s morgens het kleine eekhoorntje en de gaaien nog wat pinda’s te hebben gegeven reden we de slechte weg langzaam weer terug.
Daarna wat sneller over de bochtige weg en weer wat sneller richting Whistler. Zo te zien een mondain wintersportoord. Toen ik een bordje Brewery en Tours zag staan kon ik de verleiding niet weerstaan en even later stond ik door de ramen de brouwerij in te kijken. De deur was dicht maar er zat iemand binnen te telefoneren. Toen hij klaar was deed hij open en vroeg of ik iets zocht. Het bleek de brouwer zelf te zijn. Ik vertelde dat ik als hobby bier brouw en mocht meteen binnen komen. Ik kreeg wat te proeven en daarna een prive-rondleiding. De installatie was van Duitse makelij, per brouwsel werd 5200 liter gemaakt. Twee brouwsels op een dag en twee dagen in de week. In de lente en de herfst was het de rustige tijd. Alleen ondergistend bier, waarbij de gist (oorspronkelijk van de Zwitserse brouwerij Hürlimann) 5 keer geoogst werd en dan vervangen door nieuwe die in Amerika bewaard werd.
In totaal werden 5 verschillende bieren gebrouwen, met Duitse Hersbrücker Hallertau en Amerikaanse hop. Ik kreeg nog wat etiketten mee en bedankte hem hartelijk voor de ontvangst.
We stopten nog even bij de Brandywine waterval. Weer een smalle maar hoge (50 m). Via Squamish (waren we zo doorheen) reden we West-Vancouver in. Drukker dan we de afgelopen 3 weken meegemaakt hebben. De hele dag regende het al een beetje, bij Vancouver wat harder.
Aan een lange brede weg waren allemaal grote winkels en we stopten bij Save-on-More waar we een kaart van hadden. Daar konden we eindelijk ook de plastic limonadeflessen inleveren waarvan ik er een gevonden had. We kregen $ 0.50 korting en 9 punten bijgeschreven op onze kaart!
Daarna was het praktisch één lange rechte weg naar de camping ( $ 26.50). Ik kon een muntje kopen voor de douche voor 10 minuten (meer ruimte dan in de camper). Sonja gebruikte de douche in de camper. We maakten de auto en de camper nog wat schoon en alles uit de auto ging naar de camper en in de koffers.
Na het eten van een broodje lazen en schreven we wat.
20e dag (Vrijdag 15 Mei) Bijtijds op en auto klaarmaken voor inleveren. Koffers pakken. Auto terugbrengen vóór 10 uur: 7424 Hume Ave., Delta (1-800-757-0444) (20 km).
Vragen of bagage mag blijven en of ze ons om ca. 17:00 naar vliegveld kunnen brengen. Of als kan naar vliegveld laten brengen. Bagage in kluis en stad in ?? Terug naar vliegveld en inchecken (± 17:30). Om 19:40 Vlucht TS 964 naar Schiphol.
We stonden om een uur of 7 op en pakten na het ontbijt de koffers in. Daarna reden we naar het verhuurbedrijf. Onderweg moesten we nog tanken (de tank moest vol ingeleverd worden). Het eerste tankstation had geen diesel. Het tweede wel maar toen ik wilde tanken werd er geroepen dat ik alleen buiten het afdak mocht tanken. Daar stond net een vrachtauto te tanken. Ik vond dit zo raar dat we weer verder reden. Bij het volgende station konden we gewoon diesel tanken. Daarna waren we vlot bij het verhuurbedrijf. Er stonden al een aantal auto’s van Nederlanders die tegelijk met ons vertrokken waren. De auto werd aan de buitenkant geïnspecteerd en voor de camper kreeg Sonja een compliment dat het er zo schoon uitzag. Het (kleine) deukje in een van de kastjes werd niet opgemerkt. Er werd gevraagd of alles naar wens was verlopen en ik zei dat afgezien van de storing met het opladen van de accu en de lichten alles prima was geweest. Toen kwam er ook een meisje bij staan die zei dat ze die aardige man die ze een paar keer per telefoon had gesproken wel eens wilde zien. Ik denk dat het de bedrijfsleidster was, want bij het afrekenen (we hadden 1322 km teveel gereden die $ 0.45 per km kosten) kregen we van haar een flinke korting ter compensatie en een bon die 10 % korting gaf op een reis die we volgend jaar bij hun zouden boeken (ik weet niet of we daar gebruik van maken!).
Van een ander stel Nederlanders (uit Bennekom) die een Vanconversion gehuurd hadden (die wij in eerste instantie gewild hadden), hoorden we dat ze problemen met de remmen hadden gehad waardoor ze 4 dagen op een camping vastzaten. Ze vonden het achteraf niet zo erg en kregen ook een grote korting als compensatie. Het Nederlandse stel dat precies dezelfde auto had als wij was nog onderweg.
We werden met nog 3 andere stellen Nederlanders naar het vliegveld gebracht om daar de bagage op te slaan. Daarna reden wij en het stel uit Bennekom met de limousine naar de stad. Het was maar iets duurder dan met de taxi en veel leuker. Bij het instappen struikelde Sonja over het drempeltje en dook bijna de bar in. We werden in het centrum afgezet.
We wandelden gezamenlijk door een stukje van de stad tussen grote wolkenkrabbers naar het havenfront en spraken een plaats af om gezamenlijk ook weer terug te rijden naar het vliegveld.
Daarna gingen wij informeren hoe we met de bus bij de Ferrari-garage en het winkeltje voor bier-brouwartikelen konden komen. Het bleek met dezelfde bus 10 te kunnen. Na even wachten kwam de bus en de chauffeur zou ons waarschuwen als we er waren. Gelukkig hadden we gepast $ 3 bij ons (er kon niet gewisseld worden). De bus reed eerst door het centrum, stak daarna een brug over en reed door een tamelijk ongure buurt. Overal zwervers, drugsgebruikers (één stak op het moment dat we langs reden net een naald in zijn lijf), dronkaards en andere malloten. Daarna kwam een stuk Chinatown en wat later moesten we er uit. We moesten een paar keer de weg vragen en vonden uiteindelijk de garage. Er vlak bij was een showroom die net te koop stond dus we waren al bang dat daar de Ferrari’s hadden gestaan. Maar dat bleek van niet.
We vroegen iemand achter de balie iets over Ferrari maar dat bleek de man van de Rolce Royce te zijn. De balie ernaast was voor Ferrari. Er werden ook nog wat andere dure auto’s gerepareerd. De modellen en de accessoires had Waldo allemaal al. Dus vroegen we om gebruikte onderdelen. Die had de man niet zei hij, maar hij had wel een nieuwe. Hij kwam uit het magazijn met een oliefilter in een Ferraridoos. Het was niet overdreven duur dus we kochten het. Daarna vroeg ik of ik wat mocht filmen in de garage waar net een Ferrari gerepareerd werd. Dat mocht.
Dan reden we met de bus weer een stuk terug. De chauffeur zou ons weer waarschuwen, maar gelukkig had een van de passagiers ook gehoord waar we moesten zijn want hij was zo in gesprek met een dame dat hij ons vergeten was!
Het winkeltje lag net aan de rand van de ongure buurt. Het lag voorbij coffeeshops waar (net als in Amsterdam) hash verkocht werd en zag er zelf ook wat groezelig uit. Ik kocht wat gist en hop en we gingen weer verder met de bus waarvan het kaartje eigenlijk net verlopen was, maar het mocht nog net zei de chauffeur. We hadden niet veel tijd meer in het centrum omdat we om 4 uur hadden afgesproken. Maar we hadden sinds het ontbijt ook niets meer gegeten. Dus snel een hamburger bij Mc. Donald en weer zoeken naar de afgesproken plaats. Die vonden we om ± 10 over 4 en het andere stel was er niet meer. We vroegen aan een straatagent (die verdekt in een portiek met de racefiets en wielrennersoutfit, afgezien van de mobilifoon, handboeien en pistool) waar en hoe we een taxi konden vinden. Hij zei dat wenken kon of bij een hotel kijken. We liepen naar een hotel en zagen er een airporter staan. Deze haalt en brengt hotelgasten van en naar het vliegveld. We konden voor $ 10 pp mee. Het bleek dat hij eerst nog wat mensen moest weg-brengen en daarna weer anderen ophalen, dus het duurde even voordat we bij de luchthaven waren. We haalden onze koffers op en gingen inchecken. Alweer waren de beste plaatsen weg. We kregen nu twee plaatsen aan het pad. Toen gingen we een hapje eten en tijdens het wandelen erna kwamen we het stel uit Bennekom weer tegen. We konden nu weer wat vakantie ervaringen uitwisselen.
Uiteindelijk wandelden we naar de vertrekhal waar men zich afvroeg waarom we niet gehaast waren want het was bijna vertrektijd. We reden om 19:42 weg en om 19:56 gingen we de lucht in. We zaten naast een Canadees uit Vancouver die voor het eerst naar Europa en eerst naar Nederland ging. Het was weer hetzelfde (type) toestel als op de heenweg, alleen deed de filmprojector het nu wel. Er waren in totaal 10 bemannings-leden aan boord (zagen we op Schiphol).
In tegenstelling tot de heenvlucht hadden we nu wel een stop in Calgary. We landden om 21:00 en vlogen weer weg om 22:28. De maaltijden waren net zo eenvoudig als op de heenreis en voor de koptelefoon moesten we $ 5 per stuk betalen dus dat deden we niet. Sonja kon zo nu en dan een beetje in slaap sukkelen, mij lukte dat niet zo. De hele reis was het een komen en gaan bij de toiletten.
Op de 4 stoelen vlak voor het filmscherm zat een wat lange man. Regelmatig ging hij staan om de benen te strekken. Dat hij daarbij soms anderen het zicht op de film benam deerde hem kennelijk niet (of hij had het niet in de gaten, ik vond dat hij er een beetje dom uitzag). Hij bleef ook vaak in het pad staan en dan moesten de stewardessen vragen om er langs te mogen waarbij hij maar weinig ruimte overliet. Op de rij er achter zaten een stel met een baby en de grootouders van het kind. Wat de oorzaak precies was wisten we niet maar opeens begon de vader van de baby te schreeuwen tegen de (domme) man. Die schreeuwde terug dat hij aan zijn haren was getrokken. Hij had kennelijk een bruuske beweging met zijn stoel gemaakt, waardoor de baby misschien wat geschud was.
21e dag (16 Mei) Aankomst Schiphol 15:30. Trein naar Hoorn.
We landden op Schiphol in de stralende zon om 6:20 (Vancouvertijd = 15:20 Amsterdamtijd want er zit 9 uur verschil tussen).
Voordat we onze bagage van de band konden halen duurde het wel een uur. Eén van de Nederlanders maakte zich hier druk over en ging verhaal halen. Het bleek dat er iets defect was waardoor de koffers niet uitgeladen konden worden. Dat werd uiteindelijk (op verzoek van de man) ook omgeroepen. We zagen ook de (domme) man weer. Hij hield een zakdoek tegen zijn neus en ik zag dat hij een bloedneus had. Misschien had de woordenwisseling in het vliegtuig nog een vervolg gehad.
Toen we onze koffers uiteindelijk hadden, bleek dat de meest stevige koffer waar we 10 flesjes bier ingepakt hadden zo’n behandeling had gekregen dat er gerinkel te horen was en er bier uit liep. Ook aan de buitenkant was er iets gebroken in het mechanisme om de koffer te laten rijden. Dus zochten we een kantoortje om dit te verhalen. Het was eerst gesloten maar uiteindelijk kwam er iemand om te helpen. We waren de tweede dus we moesten weer een tijd wachten.
Toen gingen we op weg naar de trein. Bij de douane konden we zo doorlopen. De treinen bleken niet vanaf Schiphol te rijden door werkzaamheden aan het spoor. Er werden bussen ingezet. De bus naar Sloterdijk was er nog niet en er stond al een grote groep te wachten. Als die zouden voordringen hadden wij met al onze bagage geen kans en zou het nog langer kunnen duren. Aan de overkant zag ik de Canadees die naast ons gezeten had staan. Ik ging nog even met hem praten. Hij moest naar Haarlem en zijn bus kwam even later aanrijden.
Onze bus kwam wat later en stopte niet ver van ons. Ik kon het bagagewagentje naar voren manoevreren en we konden onze bagage en onszelf er in hijsen.
Bij Sloterdijk zag ik dat we iets meer dan een minuut de tijd hadden voor onze trein. Met een sprintje redden we het en reden meteen weg. In Hoorn namen we een taxi naar huis waar we om 18:40 aankwamen. We waren toen ruim 26 uur op. Na even de buren gedag te hebben gezegd gingen we de hond ophalen. Daarna ging Sonja eerst nog de was doen en ophangen en de hond uitlaten, ik ging doodop naar bed.
The End
===================================================================
totaal (± 3000 km) werd 4350 km
bijgewerkt op 15-12-2015
'
Maak jouw eigen website met JouwWeb